Beleidsplan betreffende Eucharistievieringen

 

 

‘Blijft dit doen om Mij te gedenken’

Beleidsplan
betreffende Eucharistievieringen,
woord- en communievieringen en gebedsvieringen in het Aartsbisdom Utrecht

 

Inleiding

Van de eerste zondag van de Advent 2019 t/m het hoogfeest Christus, Koning van het Heelal 2020 is in het Aartsbisdom Utrecht het ‘Jaar van de Eucharistie’ gehouden. Gedurende dat jaar hebben we ons des te meer laten voeden door de Eucharistie en hebben we nagedacht over het belang en de rijkdom van dit sacrament – ook in samenhang met andersoortige liturgische vieringen. Dat proces is daarna doorgegaan: zo zijn er in parochies catechetische bijeenkomsten gehouden (of waren deze gepland maar zijn ze door de coronaviruspandemie helaas niet doorgegaan) en zijn er gesprekken gevoerd, onder andere in de Priesterraad en het Metropolitaan Kapittel. Dit ‘Beleidsplan betreffende Eucharistievieringen, woord- en communievieringen en gebedsvieringen in het Aartsbisdom Utrecht’ is de vrucht van die gesprekken. Na een inhoudelijke uiteenzetting over de Eucharistie als kloppend hart van het geloofsleven, volgt een aantal praktische uitwerkingen om de deelname aan de Eucharistievieringen te vergroten. We voelen ons in dit streven ook gesterkt door geluiden uit de parochies die we tijdens de diocesane fase van de Algemene Bisschoppensynode 2023 hebben opgevangen: herhaaldelijk werden de waarde en het belang van de Eucharistieviering genoemd als bron van geloof en als centrum van de persoonlijke omgang met God en mensen. Gepleit wordt voor de schoonheid van de liturgie en voor een geest van eerbied en gebed, een ‘knielende kerk’. Door goede catechese kan worden bevorderd dat gelovigen de betekenis en de rijkdom van de Eucharistie (her)ontdekken.

  1. De Eucharistie (weer) beleven als het kloppend hart van het geloofsleven

Iedere zondag opnieuw vieren wij de dag van Christus’ verrijzenis. Daarom heeft de zondag altijd een centrale plek in de geloofsbeleving gehad. Vanaf de eerste eeuwen hebben de herders van de Kerk gesproken over de zondag als de ‘Dag des Heren’: de eerste dag van de week waarop we de verrijzenis van Christus uit de dood en het Paasmysterie gedenken en vieren. De viering van de Eucharistie is het hart van de zondag. Daarom heeft de Kerk door de eeuwen heen gesproken over de noodzaak om aan deze liturgische viering deel te nemen om de Dag des Heren te heiligen. Het Tweede Vaticaans Concilie spreekt over de Eucharistie als “de bron en het hoogtepunt van heel het christelijk leven” (Lumen Gentium nr. 11). Om het belang van de zondag te benadrukken kent de Kerk ook een zondagsplicht, immers “de Eucharistie op zondag is de grondslag en de bezegeling van het hele christelijk leven (…). De deelname aan de gemeenschappelijke viering van de Eucharistie op zondag is er een getuigenis van dat men toebehoort en trouw is aan Christus en zijn Kerk” (Catechismus van de Katholieke Kerk, nrs. 2181-2182). In zijn catechese over de zondagsmis benadrukte paus Franciscus het belang van de zondagse Eucharistie: “Hoe kunnen we het Evangelie in de praktijk brengen zonder de noodzakelijke energie op te doen, zondag na zondag, aan de onuitputtelijke bron van de Eucharistie?” (Algemene audiëntie, 13 december 2017).

Eucharistie is afgeleid van het Griekse woord voor dankzegging. De Eucharistieviering is een dankzegging aan de Vader en een lofprijzing van Hem, die door Christus gebracht wordt en waarmee de Kerk zich verenigt. Het is de maaltijd van  de Heer, waaraan wij als zijn leerlingen worden uitgenodigd. Boven alles is ze de gedachtenis van het levensoffer van Christus waardoor wij verlost en bevrijd zijn.  De viering van het Laatste Avondmaal op de avond van Witte Donderdag waarbij de Heer ons opdraagt: “Blijft dit doen om Mij te gedenken” is onlosmakelijk verbonden met het kruisoffer van Goede Vrijdag.

Deze gedachtenis is niet slechts een herinnering, maar een levende werkelijkheid. Telkens wanneer we de Eucharistie vieren, zijn wij te gast aan zijn maaltijd. En wij treden binnen in het offer van de Heer.
Het ene offer van Christus aan het kruis, voorgoed gebracht voor de vergeving van de zonden, tot een nieuw en altijddurend verbond met de Vader, leeft in de kracht van de Heilige Geest voort in iedere Eucharistieviering. Iedere Eucharistie verbindt de hele Kerk met elkaar: wij hier op aarde, de heiligen in de hemel en de overleden gelovigen voor wie we bidden dat ze daar in het licht en de vrede van Christus mogen binnengaan.
In het Evangelieverhaal van de wonderbare broodvermenigvuldiging worden uit het volk gaven aangedragen, die Jezus maakt tot een overvloed (Joh. 6, 9-11). Zo dragen ook wij onze gaven aan voor de viering van de Eucharistie. En in ons dankgebed en onze lofprijzing, ons lijden en werken, verenigen we ons door de Heilige Geest met het offer van Christus. De priester draagt ‘in de persoon van Christus’ het offer op. Net als Jezus neemt hij alle gaven aan en smeekt er Gods zegen over af. Hij nodigt ons uit te bidden dat ook ons offer aanvaard mag worden door de hemelse Vader: “Tot lof en eer van zijn Naam, tot welzijn van ons en van heel zijn heilige Kerk.” In de Eucharistie wordt het ene brood – Christus zelf – gebroken, opdat allen die delen in het Lichaam van de Heer met Hem verbonden worden tot één Lichaam. Zo maakt de Vader “alles levend en heilig, in de kracht van de Heilige Geest” en blijft Hij altijd bezig “een volk bijeen te brengen uit alle naties en rassen en talen” (derde Eucharistisch Gebed).

Dit alles maakt dat de Eucharistie uniek en onvervangbaar is: de gaven die wij aandragen, worden het Lichaam en Bloed van Jezus. De Heilige Geest wordt afgesmeekt over de gaven van brood en wijn (de epiclese) en de woorden van Christus bij het Laatste Avondmaal worden door de celebrant uitgesproken: “Dit is mijn Lichaam”, “Dit is Mijn Bloed” (de instellingswoorden). Door dit alles veranderen brood en wijn blijvend in het Lichaam en Bloed des Heren (de transsubstantiatie). Door het nuttigen daarvan ontvangen wij Christus zelf, worden wij één met Hem, in de H. Communie. In de woord- en communieviering ontvangen we weliswaar Christus in de H. Communie, maar deze vorm is geïsoleerd van de hiervoor aangeduide wezenlijke context van de Eucharistieviering. Daarom wil ik graag bevorderen dat zoveel mogelijk parochianen deelnemen aan de viering van de heilige Eucharistie, vooral op de zondag, indachtig de woorden van de Heer: “Blijft dit doen om Mij te gedenken.”

Met veel zorg en inzet verzorgen diakens, pastoraal werk(st)ers alsook parochianen in ons aartsbisdom sinds tientallen jaren – naast gebedsvieringen – woord- en communievieringen, omdat door het gebrek aan priesters in onze parochies niet in elke kerk of zorginstelling iedere zondag en regelmatig op weekdagen de Eucharistie kan worden gevierd. Aldus zorgen zij ervoor dat (mede)parochianen in de kerk van hun geloofsgemeenschap of parochie toch kunnen samenkomen en ook de Schriftlezingen van de desbetreffende zondag met een overweging kunnen horen en de H. Communie kunnen ontvangen.

Omdat de heilige Eucharistie evenwel uniek en onvervangbaar is, heb ik met het oog hierop in mijn pastorale brief ‘De Eucharistie (weer) beleven als het kloppend hart van het geloofsleven’ van 23 juni 2019 bij gelegenheid van het Jaar van de Eucharistie speciale aandacht geschonken aan een bezinning op de verhouding tussen het aantal Eucharistievieringen en het aantal woord- en communievieringen. Een gedeelte daarvan is opgenomen in de bijlage onderaan dit beleidsplan.

Op diverse manieren kan worden bevorderd dat meer parochianen zoveel mogelijk deelnemen aan Eucharistievieringen en dat het aantal woord- en communievieringen in de kerken geleidelijk wordt verminderd en afgebouwd.

  1. Beleid ten aanzien van Eucharistievieringen, woord- en communievieringen en gebedsvieringen
  1. Teneinde de deelname aan Eucharistievieringen te vergroten, kan aan de volgende mogelijkheden worden gedacht:
    • Er kan voor worden gekozen om niet elke zondag in elke kerk in de parochie – behoudens uiteraard het eucharistisch centrum – een viering te laten plaatsvinden, waardoor parochianen worden gestimuleerd zo mogelijk naar de Eucharistieviering in een andere kerk te gaan;
  • Ook is het zaak de tijdstippen van de Eucharistievieringen in de verschillende kerken van de parochies zodanig op elkaar af te stemmen dat de priesters (die daartoe in staat zijn) op zondag en de vooravond indien dat nodig is twee Heilige Missen kunnen celebreren. Dit is in veel parochies reeds het geval, maar niet in alle. De priesters kunnen dan vaker ook buiten het eucharistisch centrum op diverse plaatsen in de parochie de Eucharistie vieren.
  1. Binnen dit kader dienen parochianen ook te worden aangespoord om naar een Eucharistieviering in een kerk in een naburige plaats of wijk te gaan, wanneer er in hun eigen kerk geen viering is. Dit kan op verschillende manieren worden gestimuleerd, bijvoorbeeld:
    • Door koren en acolieten of misdienaars uit te nodigen van andere locaties waar op een zondag geen viering plaatsvindt;
    • Door het organiseren van kinderwoorddiensten/crèches;
    • Door het organiseren van aantrekkelijke activiteiten/bijeenkomsten op het terrein van kerkopbouw/catechese/diaconie voor parochianen na de viering van de Eucharistie, zoals de gezinszondagen die op diverse plaatsen in het aartsbisdom worden aangeboden: op deze gezinszondagen wordt vóór of na de Eucharistieviering catechese gegeven aan kinderen, jongeren en hun ouders en aan het einde volgt een gezamenlijke maaltijd;
  • Door in pastoraat en prediking expliciet aandacht te besteden aan de betekenis van het ‘broeders en zusters in Christus zijn’ over de grenzen van de eigen lokale geloofsgemeenschap heen;
  • Door in het liturgisch rooster van de parochie (meer) ruimte te maken voor Eucharistievieringen voor de hele parochie in het eucharistisch centrum, bijvoorbeeld op (hoog)feesten of bij gelegenheid van bijzondere parochiële gebeurtenissen;
  • Daarnaast bepleiten wij uiteraard dat de Eucharistie zo vaak mogelijk op weekdagen wordt gevierd.
  1. In alle parochies dienen via de onder punt 2 genoemde wegen de woord- en communievieringen zowel door diakens en pastoraal werk(st)ers als door parochianen geleidelijk te worden verminderd en uiteindelijk te worden beëindigd in een periode van vijf jaar (2023-2027). Dit geeft hun de mogelijkheid om vaker (met name de zondagse) Eucharistie mee te vieren en dat is ook zeer belangrijk.
  2. Uitvaartplechtigheden waarvoor geen priester beschikbaar is, kunnen door diakens of pastoraal werk(st)ers worden verzorgd, alsmede door hiervoor door de priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers in de parochies goed gevormde parochianen. Vanaf 1 januari 2028 zijn in dergelijke gevallen echter uitsluitend gebedsvieringen mogelijk (vgl. Nederlandse Bisschoppenconferentie, Meewerken in het pastoraat: Beleidsnota bij de ‘Instructie over enige vragen betreffende de medewerking van lekengelovigen aan het dienstwerk van de priesters’ (29 juni 1999), in Kerkelijke Documentatie (1999), pp. 339-371, speciaal p. 362, nr. 4);
  3. Vanaf 1 januari 2028 zijn woord- en communievieringen op zondagen nog slechts in uitzonderingssituaties toegestaan, namelijk:
    • Als een priester die een geplande Eucharistieviering zou celebreren onverwachts is verhinderd en er geen andere priester kan worden gevonden om hem te vervangen; daarvoor heeft de Nationale Raad voor Liturgie eind 2018 de Liturgische Handreiking Zondagsviering bij afwezigheid van een priester uitgebracht;
    • Als een priester wegens retraite, vakantie, ziekte of andere redenen afwezig is en er geen priester kan worden gevonden om hem te vervangen; dan moet echter eerst bij de ceremoniarius van de aartsbisschop worden geïnformeerd of de aartsbisschop dan wel een van de hulpbisschoppen beschikbaar is om de Eucharistie te celebreren.
  4. De praktijk van het houden van woord- en communievieringen, ook op zondagen, in zorginstellingen kan evenwel worden gecontinueerd als het niet mogelijk is om aldaar de Eucharistie te vieren.
  5. Ook kunnen in de parochies vieringen worden gecontinueerd met een gezamenlijke uitreiking van de H. Communie aan ouderen en zieken op doordeweekse dagen. Hierbij sluiten we ons aan bij een lange traditie in de Kerk, waarbij de ouderen en zieken, die niet in staat zijn om te reizen en naar de kerk te gaan, toch kunnen delen in de vrucht van de Eucharistie, door aan hen de H. Communie uit te reiken.

 

Epiloog

 

Ik hoop dat op deze manier de viering van de Eucharistie weer meer de centrale plek zal krijgen op de zondagen en hoogfeesten in het Aartsbisdom Utrecht als de viering van het Paasmysterie op de Dag des Heren, de zondag, de dag waarop we in het bijzonder gedenken dat de Heer uit de doden is verrezen: “De Kerk van Christus komt vanaf Pinksteren, na de nederdaling van de Heilige Geest, altijd trouw bijeen om het Paasmysterie te vieren op de dag, die omwille van de verrijzenis van de Heer ‘Dag des Heren’ wordt genoemd. Tijdens die bijeenkomst op zondag leest de Kerk wat in al de Schriften op Christus betrekking heeft (vgl. Lc. 24, 27) en viert zij de Eucharistie als de gedachtenis aan de dood en de verrijzenis van de Heer, totdat Hij wederkomt” (Congregatie voor de Eredienst, Directorium voor vieringen op zondag bij afwezigheid van een priester, in Kerkelijke Documentatie (2010, herdruk), p. 41, Voorwoord nr. 1).

 

Utrecht, 27 oktober 2022

Namens de bisdomstaf,

 

 

Willem Jacobus kardinaal Eijk, aartsbisschop van Utrecht

  

 

Bijlage 

Uit de pastorale brief ‘De Eucharistie (weer) beleven als het kloppend hart van het geloofsleven’ van 23 juni 2019 bij gelegenheid van het ‘Jaar van de Eucharistie’ (eerste zondag van de Advent 2019 t/m Christus, Koning van het Heelal 2020), pag. 42-43:

“Het ‘Jaar van de Eucharistie’ leent zich ook voor een bezinning op de verhouding tussen het aantal Eucharistievieringen en het aantal woord- en communievieringen. De woord- en communieviering in haar huidige vorm kan in parochiekerken de Eucharistieviering niet blijvend vervangen. In de woord- en communieviering wordt weliswaar uit de Schrift gelezen en kan men de Heer ontmoeten en zich met Hem verenigen door de vrucht van de Eucharistieviering te ontvangen, maar ontmoet men niet de Heer in de tegenwoordigstelling van zijn lijden, kruisdood en verrijzenis in de viering van dit sacrament, dat wil zeggen in de viering van het Paasmysterie. Sinds de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw zijn in vrijwel alle parochies van ons aartsbisdom de woord- en communievieringen een steeds groter onderdeel van het liturgisch aanbod geworden. De uitzondering is op veel plaatsen regel geworden; dat wat bedoeld was en is als een oplossing voor een noodsituatie (als een priester onverwacht uitvalt), is tot één van de vaste, ruim van te voren ingeplande, varianten van vieren geworden. Veel gelovigen kennen daardoor niet of nauwelijks meer het hiervoor genoemde wezenlijke onderscheid tussen een Eucharistieviering en een woord- en communieviering.

Eind 2018 heeft de Nationale Raad voor Liturgie de Liturgische Handreiking Zondagsviering bij afwezigheid van een priester uitgebracht. Deze handreiking voorziet in de mogelijkheid van een woord- en communieviering, maar dan in de vorm van een noodoplossing, wanneer voor een geplande

Eucharistieviering door onvoorziene omstandigheden plotseling geen priester beschikbaar blijkt te zijn, zoals boven geschetst. Dan kan volgens genoemde handreiking een woord- en communieviering plaatsvinden, maar volgens een korte ritus, niet in de vorm waarin die in de meeste van onze parochies voorkomt en waar de lengte van een woord- en communieviering die van een Eucharistieviering benadert.

Over de implementatie van de Liturgische Handreiking Zondagsviering bij afwezigheid van een priester in het aartsbisdom zullen eerst het Metropolitaan Kapittel en de Priesterraad worden geconsulteerd. Deze implementatie zal in het aartsbisdom geleidelijk plaatsvinden. Overigens zien we een spontane ontwikkeling waardoor de richtlijnen voor de woord- en communievieringen uit de Liturgische Handreiking als het ware al vanzelf geïmplementeerd worden. Want het aantal woord- en communievieringen is in de laatste jaren sterk aan het dalen doordat veel kerken gesloten zijn, waardoor er minder behoefte aan is.”